Zijn verhaal begon 25 jaar geleden als jonge dokter in een Amsterdams verpleeghuis. De betrokken tandarts adviseerde hem eens wat vaker in de mond van zijn patiënten te kijken. Hij zag hoe ontzettend vuil die doorgaans waren en besefte dat hij nooit had geleerd waar hij eigenlijk naar keek. Hijzelf niet, maar zijn collega-artsen ook niet. Ook verbaasde hij zich erover dat artsen en tandartsen nauwelijks samenwerken. Dat was voor dr. Gert-Jan van der Putten het moment dat hij zich ging bekwamen in de mondzorg van kwetsbare zorgafhankelijke ouderen. Inmiddels is hij specialist op dat gebied.

“Je hebt zeventig of tachtig jaar goed voor je gebit gezorgd. Dan kom je in een verpleeghuis en zijn wij in staat om binnen een jaar de helft van je gebit te slopen doordat we er niet goed voor zorgen. Ik trok mij dat enorm aan en het is mijn missie geworden om hier meer aandacht binnen zorginstellingen voor te vragen. En om tandartsen en andere artsen beter samen te laten werken. Want de gezondheid van de mond is ongelofelijk belangrijk voor de algemene gezondheid.”

Van der Putten is specialist ouderengeneeskunde en kaderarts palliatieve zorg bij Dagelijks Leven, een organisatie met ruim tachtig kleinschalige locaties voor mensen met dementie. Daarnaast is hij als senior onderzoeker verbonden aan de faculteit tandheelkunde van de Radboudumc in Nijmegen. “We zien dat steeds meer ouderen tot op hoge leeftijd hun tanden en kiezen behouden en ook steeds meer implantaten hebben. Als mensen zorgafhankelijk worden, wordt het poetsen vaak moeilijker en afhankelijk van de verzorging. Vaak wordt er niet goed op het poetsen gelet of wordt het helemaal achterwege gelaten. Zeker bij mensen met dementie omdat die het poetsen niet altijd makkelijk toelaten. Wanneer iemand het zelf niet wil, is de verzorging vaak geneigd om het erbij te laten.”

Doodsoorzaak nummer 1

Het niet poetsen heeft grote gevolgen, legt Van der Putten uit. Zo wordt slechte mondhygiëne in verband gebracht met longontsteking, doodsoorzaak door infecties nummer 1 in verpleeghuizen. De bacteriën in de mond vinden makkelijk de weg naar de longen. Maar ook zijn er verbanden tussen slechte mondhygiëne en hart- en vaatziekten en suikerziekte. Slechte mondverzorging heeft ook grote invloed op het welzijn en de kwaliteit van leven. “In de laatste levensfase is dit nog belangrijker”, zegt Van der Putten. “Je wilt dan nog goed kunnen kauwen, spreken en fris ruiken. Je kleinkinderen een kusje kunnen geven zonder dat je uit je mond stinkt.”


In zijn dagelijkse werkzaamheden vraagt Van der Putten dan ook constant aandacht voor goede mondverzorging in de zorginstellingen waar hij komt. “Wanneer mensen het poetsen weigeren, plotseling stoppen met eten of gaan afvallen, vraag ik de verzorgenden of ze al in de mond hebben gekeken. Want het kan zomaar dat de oorzaak juist daar ligt. Bij scherpe dingen of ontstekingen in de mond. Mondzorg bij ouderen is echt nog steeds een ondergeschoven kindje.”

Palliatieve mondzorg
Tijdens het congres Gewoon Unieke Mondzorg gaat Van der Putten in op palliatieve mondzorg. “Mensen die naar mijn lezing komen leren wat het verschil is tussen de palliatieve fase en de terminale fase, hoe de fases te markeren en vooral ook: welke behandelstrategie hoort bij welke fase.” Veel definities uit de palliatieve zorg komen uit de oncologie, maar Van der Putten wijst erop dat er ook heel veel andere aandoeningen zijn die niet te genezen zijn en waar palliatieve mondzorg van toepassing is.

“Neurologische aandoeningen als Parkinson of dementie zijn ook progressief. Hier kun je ook de principes van palliatieve zorg toepassen. We willen dat de mondzorgverlener op tijd in gesprek gaat met de patiënt. Hoe belangrijk vindt iemand de mondverzorging? Moeten we er alles aan doen om alles te behouden of is ons doel vooral om de mond goed schoon te houden? We weten uit onderzoek dat ouderen daar heel verschillend over denken. Daarom moet je het mondzorgplan bespreken met mensen en daar doelen aan verbinden. En er is goede afstemming nodig tussen de arts en de tandarts, om samen tot een goed behandelplan te komen.”

- Gert-Jan van der Putten